Het kasteel was in gebruik vanaf het begin van de 13e eeuw tot de jaren 1530 en is in twee fases gebouwd. De eerste fase was in de periode van Erik Menved (1286 - 1319) en de tweede fase door Valdemar Atterdag (1340 - 1375). Tijdens de 15e eeuw verloor Gurre zijn positie ten opzichte van het bloeiende Helsingør met het kasteel Krogen (Kronborg) van Erik van Pommeren. Het kasteel werd verlaten en in de 16e eeuw volledig verwoest en het werd een enorme overwoekerde heuvel. De ruïne is in 1817 gedeeltelijk blootgelegd en in 1835 opgemeten en getekend. De ruïne werd in de jaren 1936 – 1939 gerestaureerd door het Rijksmuseum en werd de put in de centrale toren uitgegraven en vond men de overblijfselen van een buitenste ringmuur ten noorden van het kasteel. Kleinere onderzoeken volgden later en in 1972 groef het stadsmuseum van Helsingør een van de steenovens van het kasteel op in het bos ten westen van de ruïne.
In het jaar 1375 stierf koning Valdemar Atterdag op zijn favoriete kasteel Gurre. Volgens berichten zou de koning na zijn dood veroordeeld zijn tot rusteloos jagen in Nordsjælland, omdat hij had gezegd: "Laat de Heer zijn hemelse koninkrijk behouden, zolang ik moet jagen in Gurre". Het verhaal gaat dat als je er 's nachts dichtbij bent, je de geest van Valdemar Atterdag door het bos kunt zien rijden met zijn jachtgezelschap en zwarte honden.
Het kasteel wordt ook geassocieerd met een legende over Valdemar en zijn liefde voor zijn minnares Tove Lille (Little Tove) en de jaloezie van koningin Helvig. Het is het verhaal van de Gurrelieder van Arnold Schönberg.
Meer informatie over Gurre Slotsruin:
- Het boek Gurre Slot
Foto van de website Kroneborg. |
Helaas kun je niet zien hoe de toren er van binnen uitziet. In de onderstaande video kun je dit wel zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten